Lees het dagboek van Gert Jan Beute
Dagboek maandag 24 maart 2025
24-3-2025
Het Beoordelen van Late Jonge Duiven: Het Lelijke Eendje of een Toekomstige Kampioen?
Afgelopen vrijdag waren we in Hardinxveld-Giessendam om bij een vriend zijn zeventig duiven te beoordelen. Een mooie verzameling, maar een veertigtal daarvan waren late jongen—nog volop in ontwikkeling, met slechts één of twee pennen gestoten. Het beoordelen van late jongen vraagt om ervaring en inzicht. Ze zijn immers nog kinderen, die net hun eerste winter hebben doorgemaakt en nauwelijks zonlicht hebben gezien.
Voor veel liefhebbers is dit een uitdaging. Een duif in deze fase kan er fragiel, uit elkaar gevallen en zelfs slungelig uitzien. Hoe bepaal je dan of je te maken hebt met een toekomstige topper? Dit geldt niet alleen voor late jongen, maar ook voor aangekochte jonge duiven die voor de kweek bestemd zijn. Een prachtig gebouwd speenklaar jong wordt aangeschaft, maar zodra hij enkele weken in de volière zit en de rui begint, schrikken veel liefhebbers bij het opnieuw hanteren van de duif.
Wat eerst een strakke, harmonieuze jonge duif leek, voelt nu plotseling slap aan. De spieren zijn minder, de rug lijkt in tweeën te vallen, en de stuit voelt matig of zelfs een beetje open. De duif lijkt opeens niet meer op de belofte die je in handen had bij de aankoop. Teleurstelling ligt op de loer. Maar hier komt ervaring om de hoek kijken: oordeel niet te snel.
Geduld loont: de transformatie na de rui
Een duif in de rui is als een sporter in een herstelperiode: tijdelijk niet op zijn best, maar met de potentie om sterker terug te komen. Geef een jonge duif de tijd om volledig door de rui te komen, en beoordeel hem pas in eind oktober of begin november. Dan zul je versteld staan: het lelijke eendje is veranderd in een prachtige zwaan. De bouw klopt ineens weer, de spieren komen terug, en het algehele evenwicht is hersteld.
Maar zelfs dán moeten we kritisch blijven. Een duif die niet heeft gevlogen, mist spierontwikkeling. Dit zie je vooral aan de stuit. Een onbevlogen duif voelt daar soms wat open, alsof er ruimte zit tussen de twee botjes. Dat is niet werkelijk een ‘open stuit’, maar een gebrek aan getrainde spieren rondom dat gebied. Een duif die wél heeft gevlogen, buiten of in een ruime volière, ontwikkelt deze spieren wél. De stuit voelt dan steviger, als één geheel, met goed getrainde spieren die de botjes omvatten. Dit geeft een veel beter gevoel in de hand en is iets waar we als keurders direct naar zoeken.
Het belang van beweging en training
Een duif die in een klein hokje zonder ruime volière de rui doormaakt, zal er uiteindelijk best mooi uitzien, maar blijft qua spierontwikkeling ver achter bij een duif die dagelijks kan vliegen. In een ruime volière van vijf à zes meter kan een jonge duif al veel beter bewegen, wat enorm scheelt. Maar niets vervangt het echte werk: buiten vliegen, trainen en kilometers maken.
Een duif die niet de kans krijgt om zijn spieren te trainen, zal altijd wat minder compact en stevig aanvoelen. Dit is waarom we bij het beoordelen van late jongen of ongetrainde kweekduiven altijd de omstandigheden moeten meenemen in onze overwegingen. Het verschil tussen een ruwe diamant en een geslepen juweel zit ‘m niet alleen in de aanleg, maar ook in de mogelijkheden die de duif krijgt om zich te ontwikkelen.
Conclusie: Kijk verder dan het moment
Het beoordelen van een jonge duif vraagt om geduld en inzicht. Een slappe rug, een ogenschijnlijk open stuit of een duif die ‘in stukken valt’, zijn vaak slechts tijdelijke verschijnselen. Training, voeding en tijd maken het verschil tussen een gemiddelde duif en een toekomstige kampioen. Dus wees geduldig, kijk door de rui heen, en beoordeel pas als de duif zijn volledige potentie heeft kunnen laten zien.
De beste duiven zijn niet altijd degenen die er op jonge leeftijd perfect uitzien—het zijn de duiven die zich ontwikkelen, sterker worden, en uiteindelijk met speels gemak de wedstrijden aankunnen. Geef ze die kans!
Terug